maandag 23 maart 2015

Taalkwestie: 's maandags, 's dinsdag?

Laatst zaten we tijdens het ontbijt te praten over de dagen van de week. We kwamen erachter dat je wel ‘s Maandags moet ik naar school kunt zeggen, maar hoe zeg je dat je op dinsdag naar school moet? ‘s Dinsdags? Nee, dat klinkt niet. ‘s Woensdags kan dan weer wel, maar ‘s donderdags en ‘s vrijdags? Mwâh, klinkt raar. Met de zaterdag en zondag weet je het niet, want dan is die ‘s niet te horen. Je weet dus niet of je zaterdags of ‘s zaterdags zegt.
Dus hoe zit het nou? Tijd om het uit te zoeken!

Ik kwam terecht op de sites van de Nederlandse Taalunie, Onze taal en Wiktionary, onderdeel van Wikipedia. Daar viel de oplossing te lezen. 

De ‘s komt van des, wat de tweede naamval is van de. Eigenlijk was het dus des maandags, des avonds, des zomers, nu is het ‘s maandags, ‘s avonds en ‘s zomers. Het betekent elke maandag, avond, zomer.

Maar wanneer zetten we die ‘s ervoor? Je kan hem zetten voor zaterdags, zondags, maandags en woensdags. Het hoeft echter niet. Je kunt zowel woensdags als ‘s woensdag zeggen en zowel zondags als ‘s zondags schrijven. Alleen bij de dinsdag, donderdag en vrijdag kun je er geen ‘s voor zetten. Het is dus dinsdags en niet ‘s dinsdags. Volgens het Prisma Stijlboek uit 1993 komt dat doordat de stemloze s niet op zijn plaats voelt voor de stemhebbende d en v

En nu moet ik gaan, want ik doe ‘s maandags altijd boodschappen.

1 opmerking:

  1. Jaap K. Blom (jkblom@hetnet.nl)11 oktober 2019 om 05:41

    Bedankt, Pauline, dat je me even in staat stelde te verifiëren dat mijn taalgevoel (onderbewuste geheugen) over wel of geen 's het juist had. Overigens, een correct georiënteerde apostrof krijg je door twee accenten achter elkaar te plaatsen en daarna de eerste weer weg te halen.

    BeantwoordenVerwijderen